Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Successiewet 1956

 

Artikel 21
1
Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend.
2
Goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit, worden in aanmerking genomen naar de waarde van die goederen als waren zij onvoorwaardelijk verkregen.
3
Voor de effecten die zijn opgenomen in een prijscourant, aangewezen krachtens artikel 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde in het economische verkeer gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag voorafgaande aan de dag van de verkrijging.
4
De waarde van in de verkrijging begrepen ondernemingsvermogen wordt in aanmerking genomen voor de waarde in het economische verkeer van dat vermogen met inbegrip van de voor overdracht vatbare goodwill, maar, in zoverre in afwijking van het vijfde lid, ten minste op de liquidatiewaarde.
5
Wat in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd, wordt in aanmerking genomen met inachtneming van die omstandigheid.
6
Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur regelen te geven nopens de in aanmerking te nemen waarde van rechten op en verplichtingen tot periodieke uitkeringen.
7
Bij verkrijging door de vervulling van een opschortende voorwaarde welke zich aansluit bij de ontbindende voorwaarde van het overlijden van een eerdere verkrijger, is voor de bepaling van de aard en waarde van het verkregene beslissend het tijdstip waarop het genot voor de verwachter aanvangt.
8
De waarde van een vruchtgebruik wordt gesteld op het overeenkomstig het zesde lid tot kapitaal gebrachte bedrag van de jaarlijkse inkomsten. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur de jaarlijkse inkomsten vast te stellen op een daarbij te bepalen percentage van de overeenkomstig de vorige leden te bepalen waarde van hetgeen aan het vruchtgebruik is onderworpen, naar het tijdstip waarop het genot aanvangt.
9
De waarde van hetgeen onder de last van vruchtgebruik of van periodieke uitkering wordt verkregen, wordt gesteld op het verschil tussen de waarden van de onbezwaarde goederen en het vruchtgebruik of de periodieke uitkering, beide waarden vastgesteld overeenkomstig de vorige leden. Met elkander opvolgende vruchtgebruiken en periodieke uitkeringen wordt bij de waardebepaling van de daarmede bezwaarde goederen terstond rekening gehouden.
10
Een geldvordering als bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek alsmede, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, een geldvordering als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, wordt in aanmerking genomen als een renteloze vordering, indien daarop het rentepercentage, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 84 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing is. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de schulden die corresponderen met de aldaar bedoelde geldvorderingen.
11
Ingeval het verkregene een onroerende zaak betreft waarin de erflater tot het tijdstip van zijn overlijden heeft gewoond onderscheidenlijk de schenker woont, dan wel de verkrijger ten tijde van de verkrijging woont, wordt bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van het verkregene geen rekening gehouden met die bewoning. In geval van de verkrijging van een vruchtgebruik van een onroerende zaak dan wel van de verkrijging van een onroerende zaak onder de last van een vruchtgebruik en het betreft een onroerende zaak die tot woning dient zonder dat daar een huurcontract aan ten grondslag ligt, wordt bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van het verkregene geen rekening gehouden met het feit dat die onroerende zaak wordt bewoond. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing bij rechten waaraan een onroerende zaak is onderworpen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BF1029, Cassatie, 43393
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    20-03-2009
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Art. 1, lid 2, Successiewet 1956. Begrip schenking. Voortzetting maatschap. Uit HR 13 februari 2004, nr. C02/223HR, NJ 2004, 653 vloeit voort dat voor zover waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren, in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting.
  • LJN AD3555, Cassatie, 36153
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    21-09-2001
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Nr. 36.153 21 september 2001 JV gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 april 2000, nr. BK-97/03398, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in het recht van schenking. 1. Aanslag, bezwaar en...
  • LJN BF1043, Cassatie, 43394
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    20-03-2009
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Art. 1, lid 2, Successiewet 1956. Begrip schenking. Voortzetting maatschap. Uit HR 13 februari 2004, nr. C02/223HR, NJ 2004, 653 vloeit voort dat voor zover waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren, in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting.
  • LJN AP1414, Eerste aanleg - enkelvoudig, 03/01337
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    02-04-2004
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof 's-Gravenhage
    Recht van successie, artikel 21 Successiewet (tekst 2002), woning opnemen in nalatenschap voor de waarde in het economische verkeer, bepaling waardering tegen 60 percent van de waarde in lege staat vervallen.
  •